Hoog aan de bergen, gloriërend
Verschijnt het licht aan de kim
Na zijn grote opgang
Begint de nederwaartse klim
Diep buigen onze knieën
Gewaar van macht en zonnegloed
Als de heer en meester nadert
Kolkend juichen de zinnen en ons bloed
De macht van deze zonnegod
Overdondert ons allen die daar zijn
Zo goed en vol van liefde
Niets houdt stand, er is geen pijn
Om dan te zien de diepe buiging
Van de mens, zuiver en licht
De doop, de aanvaarding, geen vertwijfeling,
Niets van dat, alleen de plicht
Dan de bovenkoming, de nederdaling
Machtig ruisen woorden van gezag
De stilte in volledigheid
Het begin – van de nieuwe dag
Zo pijnlijk glorieus
Te weten van de strijd
Van de offers, de hemelvelden
De opgang door de eeuwigheid
God, gedankt zijn uw Woorden
Het Woord dat klinkt in Eeuwigheid
De Geest ter ere van Hem geschonken
Sterk ons, opdat Hij minder lijdt.